Zorgen voor voldoende water

Deskundige medewerkers van waterschap Hollandse Delta zorgen ervoor dat er voldoende zoet oppervlaktewater is op de Zuid-Hollandse Eilanden.

Juiste hoeveelheid

Voldoende oppervlaktewater betekent: niet te veel, maar ook niet te weinig. Te veel kan leiden tot overstromingen en overlast bijvoorbeeld door ondergelopen kelders. Maar te weinig is ook niet goed, want dan kunnen boeren in de zomer hun gewassen niet beregenen, kan er verzilting optreden of kan de waterkwaliteit snel achteruit gaan.  

De juiste waterhoogte is vastgelegd in peilbesluiten. Zo'n peilbesluit bevat een overzicht met waterpeilen, een toelichting en kaarten. Het algemeen bestuur van een waterschap stelt peilbesluiten vast. Daarbij wordt rekening gehouden met de natuur, landbouw, recreatie, bedrijfsleven en inwoners in het gebied. Een sloot die aan akkerland grenst, heeft bijvoorbeeld een andere waterhoogte nodig dan een sloot in een recreatie- of natuurgebied.  

Water opvangen 

In samenwerking met gemeenten en natuurorganisaties zorgen we ervoor dat er voldoende ruimte is om regenwater op te vangen. Bijvoorbeeld door de aanleg van waterbergingen voor overtollig regenwater. Landelijk is afgesproken hoe vaak er wateroverlast mag ontstaan door het overstromen van de sloten en wat eraan gedaan moet worden om dit te voorkomen. Alle regels staan in de Waterverordening Zuid-Holland. In het stedelijk gebied moeten de maatregelen voor 2027 zijn getroffen. 

De doelen van het waterschap op het gebied van het opvangen van water staan in het Waterbeheerprogramma.

Het Waterbeheerprogramma

Bekijk kaart Watersystemen WSHD

Hoge grondwaterstand, wat nu?

Door alle regen in de afgelopen maanden is de grondwaterstand flink gestegen. Wat betekent dit? Welke rol is er voor het waterschap?

Grondwater zit tussen de klei- en zandkorrels in de bodem. De grondwaterstand verandert voortdurend. Bij regen stijgt de grondwaterstand. Terwijl bij droogte de grondwaterstand daalt. Bij hoge grondwaterstanden, zoals nu, kan het grondwater tot aan het maaiveld stijgen. Dit leidt bijvoorbeeld tot plassen op de akkers en de velden, in de tuin of de kruipruimte.

Het waterschap voert het overtollige oppervlaktewater in de sloot zo snel mogelijk af. Maar het verlagen van het waterpeil in de sloot heeft maar weinig invloed op de grondwaterstand, vooral niet op grotere afstand van de sloot. Het waterschap heeft dus helaas maar beperkte invloed op de grondwaterstand door het wegpompen van het oppervlaktewater in de sloot.

Gemeente

Binnen de bebouwde komgrens van een dorp of stad zijn grondeigenaren zelf verantwoordelijk voor de afvoer van regenwater. De gemeente heeft binnen de bebouwde kom de zorgplicht voor grondwater en is het eerste aanspreekpunt voor maatregelen.

Waterschap

Ook buiten de bebouwde kom in de polder zijn grondeigenaren zelf verantwoordelijk voor de afvoer van regenwater. Maar hier is niet de gemeente maar het waterschap het eerste aanspreekpunt. Overleg met het waterschap over de wijze van grondwaterafvoer. Het aansluiten van een pomp op het riool is niet altijd toegestaan. Ook lozen op het oppervlaktewater in de sloot is niet altijd toegestaan.

Wie is waar verantwoordelijk voor?
Bron: Unie van Waterschappen
Schema 2