Voorzitter LTO Noord in Zuid-Holland Arie Verhorst: “We moeten als boeren en tuinders ons uiterste best doen om de waterkwaliteit te verbeteren”
Sinds 2015 is Arie Verhorst provinciaal voorzitter van LTO Noord in Zuid-Holland én portefeuillehouder water en bodem bij LTO Noord in west Nederland. Hij ging met ons in gesprek over gewasbeschermingsmiddelen, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, emissiecoaches en aanverwante onderwerpen.
Arie, hoe ervaar jij de samenwerking met het waterschap?
“Over het algemeen ben ik daar positief over. Zeker de laatste jaren is het contact sterk verbeterd. Momenteel hebben we vanuit LTO Noord een kort lijntje met het waterschap. En dat komt de samenwerking beslist ten goede.”
Wat denk je, gaan we de doelen van de Kaderrichtlijn Water halen in 2027 en die voor gewasbeschermingsmiddelen in 2030 halen?
“Ik denk eerlijk gezegd niet dat we de Kaderrichtlijn Water gaan halen. Deze richtlijn is zó opgebouwd dat je op elk onderdeel het maximaal aantal punten moet scoren. Zit je iets daaronder, dan is dat onvoldoende. Dat maakt het halen van de richtlijn vrijwel onhaalbaar. Voor 2030 is het doel dat er geen normoverschrijding meer is op het gebied van nutriënten (fosfaten en stikstof) en gewasbeschermingsmiddelen. Met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) van LTO, Unie van Waterschappen en het Ministerie van I&W zetten we daar fors op in.”
Wat houdt het DAW in en hoe wordt het op de Zuid-Hollandse eilanden weergegeven?
“Met het DAW werken boeren en tuinders sinds 2015 aan schoon en voldoende water en een betere bodem. Zij nemen vrijwillig maatregelen op hun eigen bedrijf of doen mee in één van de vele projecten om meer kennis op te doen. Een paar belangrijke projecten wil ik noemen: emissiecoaches, Bodem als Basis en wasplaatsen voor de veldspuit. Daarnaast loopt op de kop van Goeree nog een project met zoetwater. Het mooie aan het DAW vind ik dat je van onderop met boeren kijkt hoe je de waterkwaliteit kunt verbeteren. Dat past ook helemaal bij mijn visie op landbouw, duurzaamheid en waterkwaliteit.”
Wat verwacht je van het DAW-project met de emissiecoaches?
“De financiering is inmiddels rond; er is meer dan een half miljoen subsidie beschikbaar voor gesteld. Een emissiecoach benadert de boeren proactief om samen het hele bedrijf onder de loep te nemen. Zoals de staat van de machines en hoe de boer in de praktijk werkt met gewasbeschermingsmiddelen. Vaak gaat het daarbij om relatief kleine, praktische dingen waarmee je je uitstoot kunt verminderen. Zo’n emissiecoach is iemand uit de praktijk, die vrij snel kan zien waar mogelijke verbeteringen zitten, bijvoorbeeld een project met een wasplaats. Ik heb er hoge verwachtingen van en hoop dat er veel animo onder de boeren voor komt.”
Voorganger van het project met de emissiecoaches was het project ‘Wasplaatsen voor de veldspuit’ van het DAW?
“Dit project was gericht op het maken van voorzieningen waarbij water uit spuitapparatuur wordt opgevangen en gereinigd, zodat het niet op het erf en daarna in de watergang belandt. Als je kijkt naar de plaats van de verontreiniging, zeg maar waar de piekbelasting op het erf zit, zijn daar nog verbetermogelijkheden. Een goede wasplaats kan heel effectief zijn, maar is ook een grote investering. Een boer moet dan goed kijken of en waar het op het erf past. Mijn advies aan boeren is altijd om een wasplaats aan te schaffen als ze toch een schuur of iets dergelijks gaan verbouwen. Een subsidieregeling of andere financiële steunmaatregel zou het aanschaffen van een wasplaats voor boeren vergemakkelijken.”
LTO Noord is ook de initiatiefnemer van ‘De Bodem als Basis’. Hoe is dat zo gekomen?
“Bij ‘De Bodem als Basis’ gaat het om het verbeteren van landbouwgrond door middel van maatregelen. Dit zorgt voor een betere waterhuishouding en meer opbrengend vermogen voor de boer. Denk aan nutriënten, aan het waterbergend vermogen van een bodem, aan droogtebestendigheid. Het verbeteren van de bodem is een lang traject, waar je jaren mee bezig kunt zijn. Dit project loopt al een aantal jaar en wordt in studiegroepen gedaan, zodat deelnemers qua maatregelen van elkaar kunnen leren.”
Waar zouden we nog meer aan kunnen werken om waterkwaliteitsdoelen te halen?
“Het is en blijft belangrijk om bezig te zijn met de bodem en dat we de uitstoot van gewasbeschermingsmiddelen steeds verder omlaag kunnen brengen. Verder voorzie ik dat we in de toekomst qua landbouw nog veel meer gaan innoveren op bedrijven. Bijvoorbeeld door te robotiseren, waarbij je bijvoorbeeld met robots onkruid wiedt.”
Hoe zie je de toekomst voor je qua landbouw?
“De Zuid-Hollandse eilanden hebben uitstekende kleigrond. Daarom zie ik het, als het om land- en tuinbouw gaat, de toekomst zeker rooskleurig in. Hier en daar zijn wel kleine stukjes veenklei, dat is minder, maar gemiddeld is het prima grond om te boeren.”
Wat wil je de boeren en tuinders meegeven?
“Blijf actief! Zowel ten aanzien van je eigen bedrijf als van de waterkwaliteit. We hebben geen invloed op wat onze voorgangers deden op dat gebied, maar wel op ons eigen handelen. Ik hecht eraan dat we bezig zijn en blijven met duurzaamheid. En dat we in de toekomst als land- en tuinbouwbranche tegen elkaar kunnen zeggen dat we onze uiterste best hebben gedaan om met maatregelen de waterkwaliteit te kunnen verbeteren.”